In 1923 opperde de Duitse natuurkundige Hermann Oberth (1894-1889) het idee om een telescoop in een lage baan om de Aarde te brengen teneinde waarnemingen te verrichten zonder de hinderlijke Aardse atmosfeer. In 1946 werkte de Amerikaanse natuurkundige Lyman Spitzer (1914-1997) het idee verder uit en in 1966 realiseerde NASA het idee met de lancering van 4 ruimtetelescopen in de OAO-reeks (Orbiting Astronomical Observatory).
Terwijl het idee voor de HST - Hubble Space Telescope uit de jaren '60 stamt, werden de spiegels pas in 1979 geproduceerd door de Corning Glass Works in New York. De 1,83 m en 2,40 m testspiegels werden geschonken aan sterrenwachten en zijn tot vandaag in gebruik (o.a. op de Magdalena Ridge sterrenwacht nabij Socorro in New Mexico - VSA). De mock-up van de ruimtetelescoop (die werd gebruikt bij het trainen van astronauten in het waterbassin te Houston) en één 2,4 m testspiegel bevindt zich in het National Air & Space Museum in Washington D.C.
Voor de uiteindelijke optiek verkoos men een Ritchey-Chrétien reflector met een 2,4 m hoofdspiegel (800 Kg) en een 0,3 m secundaire spiegel (12 Kg). Beide spiegels kregen een Aluminium coating met Magnesium-fluoride beschermingslaagje. De gehele ruimtetelescoop woog 11110 kilogram. In 1983 werd de naam voor de ruimtetelescoop gekozen: "Hubble Space Telescope" , naar de Amerikaanse astronoom Edwin Powell Hubble (1889-1953) die in 1923, door de ontdekking van veranderlijke Cepheïden in de Andromeda nevel (M31) en de Driehoeksnevel (M33) kon aantonen dat dit afzonderlijke sterrenstelsels waren die buiten de Melkweg liggen. Bovendien toonden Hubble's spectroscopie waarnemingen met de 2,5 m Hooker reflector van de Mount Wilson sterrenwacht in Californië ook aan dat er een rechtlijnig verband bestond tussen de roodverschuiving van verre sterrenstelsels en hun afstand tot de Aarde. Dit verband werd gepostuleerd in de wet van Hubble als een gevolg van het Dopplereffect van het uitdijend heelal en gaf voor het eerst een praktisch bewijs voor de oerknal theorie, voorgesteld door de Belgische priester/kosmoloog Georges Lemaître (1894-1966) in 1927.
De Hubble ruimtetelescoop werd gelanceerd in april 1990 (missie STS-31 met het ruimteveer Discovery), maar was pas 100% bruikbaar na de STS-61 herstelmissie in december 1993. Sindsdien zorgde de HST voor revolutionaire wetenschappelijke resultaten zoals protosterrenstelsels, protoplanetaire schijven en zwarte gaten. Tijdens de vijfde en laatste herstelmissie (STS-125 met het ruimteveer Atlantis in mei 2009) bevestigden de astronauten een koppelingsmechanisme achterin de ruimtetelescoop zodat men deze met een onbemande motorprobe gecontroleerd kan laten terug keren in de atmosfeer. Door de aantrekkingskracht van de Aarde zakt de baan van de HST maandelijks gemiddeld met één kilometer, maar door de slijtage van de componenten en bezuiningen is het geen optie om de Hubble ruimtetelescoop in een hogere baan te duwen.
Eén van de meest bekende en opmerkelijke opnamen gemaakt door de
Hubble Space Telescope: stervorming in de Eagle Nebula - Foto: NASA
De wetenschappelijke gemeenschap hoopt de befaamde ruimtetelescoop nog te kunnen gebruiken tot het jaar 2020. In april 2015 vieren het Space Telescope Science Institute (STScI), de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA, de Europese ruimtevaartorganisatie ESA en de Europese Zuidelijke sterrenwacht ESO een kwart eeuw Hubble ruimtetelescoop. Hierbij wordt het grote publiek gevraagd om deel te nemen aan de 25ste verjaardag viering door enerzijds creatief hun eigen kunst of afbeelding in te dienen en anderzijds door de beste Hubble foto te kiezen van de voorbije 25 jaar: http://www.spacetelescope.org/Hubble25/
Op vraag van de auteur schilderde de Nederlandse space artist Ed Hengeveld een eerbetoon voor de 125ste verjaardag van Edwin Powell Hubble en de 25ste verjaardag van de Hubble ruimtetelescoop. Het kunstwerk toont het silhouet van de astronoom naast de 2,5 m Hooker telescoop op Mount Wilson en de Hubble ruimtetelescoop die het Andromeda sterrenstelsel waarnemen. (Foto: Ed Hengeveld/Philip Corneille)