In oktober en november van 2003, in de dalende fase van de 23ste zonnecyclus, gebeurde er op de Zon één van de meest significante gebeurtenissen, inclusief één van de meest zware uitbarstingen die tot dan toe werd geregistreerd. De geomagnetische storm die hierop volgde staat dan ook gekend als de zogeheten 'Halloweenstorm'. De zonneactiviteit die geproduceerd werd tijdens deze periode was afkomstig van grote en complexe zonnevlekkengroepen. De zware uitbarstingen gingen gepaard met zeer snelle coronale massa uitstoten (CME's) en erg energetische protonenstormen. De aankomst van de zonnewind van de Aardgerichte CME's produceerde een extreme geomagnetische storm. Veelvoorkomende ruimteweerfenomenen omvatten ook radio black-outs voor hoge frequentie communicatiesystemen, fluctuaties in de elektriciteitscentrales en kleine tot zeer zware impacten op de satellieten.
Introductie
De 23ste zonnecyclus begon in mei 1996 (afgeglad zonnevlekkengetal 8) en piekte in april 2000 (afgeglad zonnevlekkengetal 120,8). Begin oktober 2003 was rustig op de Zon met normale condities voor de afzwakkende fase van de zonnecyclus. Aan deze rustige periode zou echter een abrupt einde komen eind oktober 2003. In schril contrast en met weinig waarschuwing ontstonden enkele grote en complexe actieve gebieden op het zonneoppervlak. De ruimteweervoorspellers hadden hun handen vol aan het monitoren met honderden ruimteweermeldingen/waarschuwingen als gevolg en dat dankzij drie zonnevlekkengroepen die de grootste waren van de 23ste zonnecyclus.
De impact was wijdverspreid. De geomagnetisch geïnduceerde stromen waren zeer sterk boven Noord-Europa en zorgden voor problemen met transformatoren en zelfs het falen van een electriciteitscentrale en de daaropvolgende black-out. De protonenstormen waren zwaar genoeg zodat de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA de astronauten aan boord van het internationale ruimtestation (ISS) uit voorzorgsmaatregel liet schuilen. Luchtvaartmaatschappijen namen maatregelen bij vluchten over hoge breedtegraden om zo te ontsnappen aan de hoge stralingsniveau's en zone's van radiocommunicatie black-out. Talloze anomalieën werden gerapporteerd bij bij ruimtemissies en satellieten die zich in alle mogelijke omloopbanen bevonden.
Deze hoge activiteit gebeurde 42 maanden na de piek van de 23ste zonnecyclus, hoewel actieve perioden in de late fase na het maximum in het verleden nog hebben plaatsgevonden was het toch vreemd om zo'n hoge activiteitsgraad te zien in deze afzwakkende fase van de cyclus. Zeventien zware zonne-uitbarstingen vonden plaats tussen 19 oktober, inclusief de meest extreme uitbarsting die ooit geregistreerd werd door de GOES XRS sensor: een X28 uitbarsting. Deze uitbarsting resulteerde in een extreme R5 radio-blackout op 4 november 2003. Veel van de uitbarstingen produceerden een protonenstorm, inclusief een S4 (zware) protonenstorm op 29 oktober. Er waren ook diverse geomagnetische stormen, waarvan twee stormen die Kp9 bereikten. Dit resulteerde in een extreme geomagnetische storm op 29 en 30 oktober. De laatste maal dat een dergelijke late hoge activiteit in een cyclus werd geregistreerd, was in april en mei van het jaar 1984 tijdens de 21ste zonnecyclus. Deze periode zag een totaal van negen zware uitbarstingen (tussen 20 april en 31 mei 1984), 52 maanden na de piek van december de 21ste cyclus van 1979. Een zelfde scenario speelde zich ook af ook in 1973 waar er 28 zware uitbarstingen geregistreerd werden in de late fase van de 20ste zonnecyclus. De 20ste cyclus piekte in november 1968.
De zonneactiveit
De zonneactiviteit van 19 oktober tot 5 november 2003 kwam van drie grote en complexe zonnevlekkengebieden. Deze regio's op het oppervlak van de Zon kregen nummers 484, 486 en 488. Alle drie de gebieden waren erg groot en magnetisch complex maar regio 486 stak er met kop en schouder bovenuit met een maximum grootte van 2610 miljoenste en werd hierdoor de grootste zonnevlekkengroep van de 23ste zonnecyclus. Deze regio werd ook de grootste zonnevlekkengroep sinds 1991. Van de zeventien zware uitbarstingen tijdens deze periode waren er twaalf afkomstig van gebied 486. Dit ging gepaard met een X17 uitbarsting op 28 oktober, een X10 uitbarsting op 29 oktober en een X28 (geschat) uitbarsting op 4 november. We blikken in dit hoofdstuk dan ook even terug op deze bijzondere gebeurtenissen.
Analyse van de grote actieve gebieden
Regio 484
Regio 484 (zie foto) draaide op de zichtbare zonneschijf op 18 oktober 2000 en had een grootte van 200 miljoenste. Gezien dit gebied nog dicht bij de rand zat kreeg dit aanvankelijk een beta magnetische classificatie. Nog voor het verschijnen aan de rand kon haar aanwezigheid al opgemerkt worden aan de oostelijke rand van de Zonneschijf. Een verhoging in de achtergrondröntgenstraling was al merkbaar op 17 oktober en verhoogde extreem ultraviolet (EUV) flux emissies waren eveneens zichtbaar in de EIT beelden. Regio 484 groeide enorm snel op 19 oktober tot iets meer dan 1000 miljoensten. Bijgevolg werd dit gebied dan ook magnetisch erg complex. De snelle groei in flux zorgde al snel voor een sterke magnetische delta structuur langsheen een complex noordoost tot zuidwest polariteitinversielijn. Van 20 tot 22 oktober groeide dit gebied in grootte en magnetische complexiteit. Het bereikte dan ook een grootte van 1750 miljoensten en bestond uit meerdere delta structuren binnen hetzelfde penumbraal gebied.
Toen regio 484 de centrale meridiaan van de Zon passeerde, begon het geleidelijk in verval te geraken en krimpte het gebied tegen 29 oktober 2000 naar 1250 miljoensten. Het gebied draaide uiteindelijk weg aan de westelijke rand op 31 oktober. Tijdens de inkrimping van dit gebied verloor het niet haar magnetische complexiteit. Meerdere delta configuraties waren nog steeds prominent aanwezig tot het gebied achter de westelijke rand draaide. Onderstaande afbeelding toont zeer duidelijk de ontwikkeling van het gebied bij haar rotatie op de zichtbare zonneschijf.
De ontwikkeling van regio 484 (afbeelding afkomstig van Big Bear Solar Observatory)
Regio 486
Krachtige coronale massa uitstoten (CME's) werden geobserveerd achter de zuidoostelijke rand van de Zon tussen 19 en 21 oktober 2003 welke meteen ook de aankomst aankondigde van een volgend gevaarlijk zonnevlekkencomplex. Regio 486 roteerde op de zichtbare schijf op 22 oktober en was volledig zichtbaar op 23 oktober. Anders dan bij regio 484, die erg snel groeide nadat het zichtbaar werd op de zichtbare zonneschijf, was dit gebied reeds zeer groot en complex van bij het verschijnen aan de rand. Meerdere magnetische delta structuren waren al snel zichtbaar en de grootte van het complex overschreed al gauw 1100 miljoensten. Hoewel het gebied al erg groot en complex was, bevond regio 486 zich nog steeds in haar groeifase en bleef het gebied evolueren in de zes daaropvolgende dagen. Het gebied bereikte op 29 oktober 2003 een omvang van 2610 miljoensten en werd meteen het grootste zonnevlekkengebied van de 23ste zonnecyclus. Op 27 oktober ontwikkelde regio 486 een oost-west corridor van negatieve polariteit doorheen de positieve polariteit. Een aanzienlijke magnetische schering evolueerde langs een uitgebreide en complexe inversielijn. Dit resulteerde in twee grotere röntgen/x-straling events: een X17 uitbarsting en een X10 uitbarsting op 28 en 29 oktober 2003. Dit gebeurde net nadat deze oost-west inversielijn was ontstaan. Regio 486 begon op 30 oktober 2003 uiteindelijk langzaam te verkleinen maar de enorm complexe magnetische structuur bleef wel aanwezig gedurende de verdere transitie over de zichtbare zonneschijf. Regio 486 draaide vervolgens achter de westelijke rand op 5 november maar bleef krachtige CME's produceren. Onderstaande afbeelding toont mooi de evolutie van het gebied bij haar transitie over de zichtbare zonneschijf.
De ontwikkeling van regio 486 (afbeelding afkomstig van Big Bear Solar Observatory)
Regio 488
Dit gebied vormde zich nabij de coördinaten N09E22. De vlekken van dit gebied verschenen op 26 oktober 2003 en groeiden snel uit in de drie volgende dagen. Tegen 28 oktober had het gebied al een grootte van 800 miljoensten en op 29 oktober 1460 miljoensten. Met de snelle groeifase ontwikkelde het gebied ook een aanzienlijke magnetische complexiteit. Een beta-gamma-delta configuratie vormde zich op 28 oktober 2003 en bleef overduidelijk aanwezig bij de verdere transitie over de zonneschijf. Regio 488 bereikte een maximale grootte van 1750 miljoensten op 30 oktober. Een kleine terugloop was vanaf 31 oktober 2003 zichtbaar en het gebied krimpte verder tot het rond de westelijke rand van de Zon draaide op 4 november. De grote afstand tussen de hoofdvlek en volgvlekken zorgde voor een minder compact gebied dan bij de vorige twee gebieden en was dan ook minder actief. Slechts twee grote uitbarstingen werden door dit gebied geproduceerd. Op onderstaande afbeelding zie je de ontwikkeling van het gebied bij de transitie over de zichtbare zonneschijf.
De ontwikkeling van regio 488 (afbeelding afkomstig van Big Bear Solar Observatory)
De zonne-uitbarstingen
De grote zonneactiviteit begon op 19 oktober wanneer regio 484 op de zichtbare zonneschijf draaide aan de oostelijke rand. Een X1-uitbarsting rond 16u50 UTC op 19 oktober was de start van een actieve periode. Samen met de uitbarsting vond er een Type II radio sweep van 630km/sec en een 510 SDFU tenflare plaats. LASCO beelden toonden een gedeeltelijke 'halo CME' met een geschatte snelheid van 460km/sec. Bij het verschijnen van regio 486 op de zonneschijf produceerde deze een M9 klasse uitbarsting omstreeks 20u00 UTC op 22 oktober. Een complexe filamentuitbarsting nabij regio 484 vond plaats begin 22 oktober en produceerde een Aardgerichte coronale massa uitstoot (CME). Deze laatste CME was waarschijnlijk de oorzaak van de CME impact die waargenomen werd op 24 oktober 2003 met een korte periode van zware geomagnetische storm.
De Aardgerichte CME van regio 484 op 22 oktober - Beelden: LASCO
Regio 486 bleef grote zonne-uitbarstingen produceren tussen 22 en 24 oktober met 2 X-klasse uitbarstingen en een M-klasse uitbarsting. Een X5-uitbarsting vond plaats op 23 oktober omstreeks 8u35 UTC nabij de coördinaten S21E88. Grote radio emissies werden waargenomen bij deze gebeurtenis, inclusief een Type II radio sweep (970 km/sec), een 1500 SFU tenflare en een 10000 SFU 245MHz radio-uitbarsting. EIT (extreme ultraviolet telescoop) en LASCO beelden toonden een grote volledige halo CME, doch was deze niet Aardgericht. De tweede X-klasse uitbarsting op 23 oktober was een impulsieve X1 omstreeks 20u04 UTC. In de vroege ochtend van 24 oktober produceerde regio 486 een M7-uitbarsting omstreeks 2u54 UTC. Een type IV radio sweep en 245MHz radio-uitbarsting vonden bij deze gebeurtenis plaats. LASCO beelden toonden een CME met een snelheid van 900 km/sec met de bulk van de CME dat ten westen was gericht en dus niet Aardgericht.
De CME van de M7 uitbarsting van regio 486 op 24 oktober - Beelden: LASCO
Op 26 oktober 2003 produceerden regio's 484 en 486 zware uitbarstingen. Regio 486 produceerde een X1-uitbarsting om 6u54 UTC. Deze ging gepaard met sterke radio emissies inclusief een Type II (1 300km/sec) en Type IV radio sweeps alsook een tenflare. LASCO beelden toonden een geassocieerde volledige halo CME die met een snelheid van 1 200 km/sec vertrok. Een grote EIT wave en coronale dimming waren eveneens zichtbaar in de EIT beelden. Later op de dag produceerde regio 484 een X1-uitbarsting om 18u19 UTC. Dit ging eveneens gepaard met radio emissies met een Type II (950km/sec) radio sweep, 245MHz radio-uitbarsting en een 2000SFU tenflare. Een grote EIT-wave met coronale dimming werd eveneens geobserveerd in de EIT beelden alsook een volledige halo CME die met een snelheid van 1 400 km/sec vertrok van de Zon. Deze gebeurtenis wordt ook gelinkt aan de protonenstorm die later op de dag ontstond gevolgd door een impact van de CME op 18 oktober rond 1u30 UTC. De röntgenflux daalde na de tweede X1-uitbarsting maar een impulsieve M7-uitbarsting volgde diezelfde avond nog om 21u40 UTC van regio 484.
De volledige halo CME van regio 484 naar aanleiding van de de X1 uitbarsting, als gevolg van de protonenstorm
ontstaat ruis op de LASCO beelden - Beelden: LASCO
De spectaculairste en meest significante zonneactiviteit van de periode eind oktober - begin november begon op 28 oktober en staat in schril contrast met wat de dagen voordien zich afspeelde. Om 11u10 UTC produceerde regio 486 een opmerkelijke X17-uitbarsting. Deze ging gepaard met Type II (1300 km/sec) en Type IV radio sweeps, een 13 000 SFU tenflare en een intense 490 000 SFU 245MHz radio-uitbarsting. De 245MHz radio-uitbarsting bereikte de maximale instrumentenlimiet en was naar alle waarschijnlijkheid nog zwaarder. EIT beelden van SOHO toonden een grote EIT wave met coronale dimming. LASCO beelden toonden een enorm snelle volledige halo CME die de Zon verliet met een snelheid van 2 100 km/sec.
De X17 uitbarsting (SOHO EIT 195)
Deze zware uitbarsting zorgde eveneens voor een versterking van de protonenstorm welke bijna de hoogste graad haalde: een zeer sterke S4-klasse protonenstorm. De LASCO beelden raakten hierdoor sterk gesatureerd wat goed te zien is op onderstaande afbeelding.
De protonenstorm naar aanleiding van de X17 uitbarsting
Het schokfront van de CME kwam op Aarde aan op 19 oktober 2003 om 6u13 UTC na een reistijd van 19 uren. Dit was meteen ook de snelste Zon-Aarde transit van een CME in de 23ste zonnecyclus. De geomagnetische storm die hierop zou volgen, bereikte het allerhoogste niveau (G5 - extreme geomagnetische storm) en duurde maar liefst 27 uur. Poollicht was tot Spanje te zien en in de Lage landen (België en Nederland) kregen we een fantastisch spektakel met poollicht tot in het zenith. Regio 486 produceerde nog een zeer zware uitbarsting op 29 oktober 2003 en dat met een X10-uitbarsting om 20u49 UTC. Deze ging wederom gepaard met sterke radio emissies met een Type II (780 km/sec), Type IV radio sweeps en een tenflare. Op de LASCO beelden was al snel een grote volledige halo CME zichtbaar met een geschatte vertreksnelheid van 1 900 km/sec. Dit was dus een tweede zeer snelle CME die op ramkoers lag naar de Aarde. De schokgolf kwam na 19 uur aan, om 16u00 UTC op 30 oktober, aan op Aarde. De geomagnetische storm die hierop volgde, duurde 24 uur en bereikte wederom het extreme G5 niveau. Tijdens de uitbarsting was er reeds een zware protonenstorm aan de gang van de X17-uitbarsting maar de protonenflux was wel al gedaald wanneer de X10-uitbarsting plaatsvond met wederom een verhoging van de protonenniveau's.
De X10 uitbarsting van regio 486 (EIT 195)
Na de X10-uitbarsting keerde de Zon terug naar iets rustigere periode tot op 2 november wanneer regio 486 wederom zorgde voor een zware uitbarsting. Ditmaal een X8-uitbarsting omstreeks 17u27 UTC. Dit ging gepaard met sterke radio emissies met een Type II (1 700 km/sec), Type IV radio sweeps, tenflare en 245MHz radio-uitbarsting. LASCO beelden toonden een volledige halo CME die met een snelheid van 1 800 km/sec deels naar de Aarde vertrok. Het schokfront van deze CME kwam op Aarde op 4 november aan en dit resulteerde in een korte kleine geomagnetische storm.
De X8 uitbarsting van regio 486 (EIT 304)
Regio 488 produceerde twee zware uitbarstingen aan het einde van haar passage op de zichtbare Zonneschijf. De eerste was een X2-uitbarsting om 1u30 UTC en de tweede was een X3-uitbarsting om 9u55 UTC. Beiden gingen gepaard met radio sweeps (type II en type IV), tenflares en radio bursts. Gezien de locatie op de rand van de Zonneschijf toonden de LASCO beelden een gedeeltelijke halo CME aan de noordwestelijke rand. Dat regio 486 een zeer complexe magnetische structuur had die voor +X10 uitbarstingen kon zorgen, was al enkele malen bewezen en net toen het gebied om het hoekje draaide nam het gebied afscheid met een enorme uitbarsting (X28-uitbarsting). Omstreeks 19u50 gebeurde het onmogelijke. De x-ray grafieken piekten op X17, het ogenblik dat de sensor gesatureerd raakt en dat voor maar liefst twaalf minuten. Door gebruik te maken van historische data en wiskundige modellen werd de piekflux bepaald op X28-uitbarsting. Dit was de allerzwaarste uitbarsting sinds 1976 sinds het begin van de GOES metingen.
De X28 uitbarsting van regio 486 (EIT 195)
LASCO beelden toonden een volledige halo CME. De bulk van de CME was, gezien de positie van de uitbarsting, naar het zuidwesten gericht met een klein Aardgericht deel. De vertreksnelheid van de CME bedroeg 2 400 km/sec. Een zogenaamde 'glancing blow', of flankimpact, van de CME werd op Aarde gedetecteerd op 6 november en resulteerde in een korte 3 uur durende kleine geomagnetische storm. Een matige protonenstorm duurde drie dagen lang en eindigde laat op 7 november 2003.
De laatste noemenswaardige uitbarsting was een impulsieve M5-uitbarsting op 5 november omstreeks 10u52. De locatie was op de zuidwestelijke rand en was wellicht afkomstig van regio 486 die reeds om de rand was verdwenen. De zonnevlekkengebieden bleven ook actief op de farside van de Zon en hielden nog een week aan nadat regio 486 en 488 rond de westelijke rand roteerden. Diverse grote en snelle full halo CME's waren zichtbaar in de LASCO beelden tussen 5 en 12 november 2003. Regio 484 werd terug zichtbaar aan de oostelijke rand van de Zon op 13 november en was nog verantwoordelijk voor een sterke geomagnetische storm op 20 november 2003. Regio's 486 en 488 keerden ook terug op 18 en 19 november maar waren al aanzienlijk verzwakt na het transitie op de farside van de Zon. Tijdens hun tweede transit over de zichtbare zonneschijf produceerden deze slechts matige C-klasse uitbarstingen en een enkele M-klasse uitbarsting. Oud zonnevlekkengebied 486 produceerde ook nog een kleine protonenstorm op 2 december.
De geomagnetische stormen
Deze hoge zonneactiviteit leverde uiteindelijk vijf geomagnetische stormen op in de periode van 19 oktober tot 7 november 2003. Twee van deze stormen behoren tot de top dertig van zwaarste geomagnetische stormen sinds 1932 (gebaseerd op de Potsdam 24h Ap index). Bij beide stormen had de CME de Zon-Aarde afstand in een recordtijd afgelegd van iets minder dan 19 uur.
24-25 oktober 2003
Deze storm begon op 24 oktober met een 105nT sudden impulse op de Boulder magnetometer omstreeks 15u29 UTC. De CME impact is gerelateerd aan de CME van 22 oktober van regio 484 (zie eerder in artikel). De CME deed er ongeveer 60 uur over om de Aarde te bereiken. De geomagnetische storm was relatief zwak, doch zorgde de plotselinge verandering van de dynamische druk volgend op de interplanetaire schok in een aanzienlijke compressie van de grens van de magnetopauze. Het Bz component van het interplanetair magnetisch veld (IMF) was aanvankelijk zuidelijk gericht voor een korte periode na de sudden impulse maar keerde al snel om naar een noordelijke oriëntatie voor de rest van de stormpassage. De hoogst genoteerde 3-uurlijkse Kp index was 7 om 16u52 op 24 oktober. De ongeveer 12 uur durende storing zorgde voor een korte zware geomagnetische storm gevolgd door actieve tot kleine stormniveau's, dit gezien de noordelijke richting van het IMF.
29-30 oktober 2003
De storm die op 29 oktober 2003 vroeg startte, was de zesde zwaarste geomagnetische storm sinds de start van de Potsdam Ap index. De CME die deze storm aandreef was afkomstig van de zeer krachtige X17-uitbarsting van regio 486 op 28 oktober (zie eerder). De CME reisde met een snelheid van 2 200 km/sec richting Aarde in een recordtijd van minder dan 19 uur. Een 140nT sudden impulse werd gedetecteerd door de Boulder magnetometer op 29 oktober omstreeks 6u13 UTC. Wederom met een intense compressie van de magnetosfeer. De initiële stormcondities bereikten al snel de extreme niveau's en een Kp index van 9, de hoogste rang, werd al bereikt omstreeks 8u39 UTC. De zonnewind beukte tegen de Aarde met een snelheid van ongeveer 1900km/sec (normale zonnewindsnelheid 350km/sec) dit samen met sterke variaties in de initiële zone van de interplanetaire magnetisch wolk zorgden voor een aanzienlijke reactie in het interplanetair magnetisch veld. De transitie naar de plasma ejecta zone vond plaats 4h na de schokaankomst. Het interplanetair magnetisch veld draaide scherp noordelijk en bleef ook zo voor 10 opeenvolgende uren. De Kp index bleef evenwel tijdens deze periode van noordelijk gericht IMF op of boven 7 (zware geomagnetische storm). Meestal hebben we net een zuidelijk gericht IMF nodig om een storm op gang te krijgen maar in dit geval was het grotendeels te wijten aan de extreme zonnewindsnelheid die tegen de magnetosfeer botste. De richting van het IMF sloeg op 29 oktober 2003 om 18u00 UTC om naar zuidelijke richting waardoor het stormniveau terug steeg naar Kp8-Kp9 (zeer zware tot extreme geomagnetische storm). Op dat ogenblik was het donker in de Lage landen. De kans dat het zou gezien worden was 100% en een enorm aantal mensen herinneren zich deze extreme storm met enorm sterk poollicht tot op de lage breedtegraden. In België was de hemel donkerrood gekleurd tot in het zenith en het poollicht kon zelfs worden waargenomen tot in Spanje. De storm verzwakte in de loop van de nacht naar een kleine geomagnetische storm op 30 oktober. Deze intense geomagnetische storm was de zwaarste storm van de 23ste zonnecyclussen produceerde zeer zware tot extreme stormcondities vanaf de aankomst rond 6u13 UTC op 29 oktober tot 6u00 UTC op 30 oktober. De terugkeer naar kalme condities na deze intense storm was maar van korte duur aangezien een nieuwe enorm snelle CME al onderweg was naar de Aarde.
30-31 oktober 2003
Op 30 oktober bleef een kleine geomagnetische storm aanhouden tussen 6u00 UTC en 16u00 UTC met de storm van 19 oktober die stilaan begon af te zwakken. Maar in de avond van 19 oktober 2003 produceerde regio 484 nog een krachtige X10-uitbarsting met wederom een zeer snelle Aardgerichte CME. LASCO snelheidsmetingen toonden aan dat de ejecta zo'n 400 km/sec trager was dan bij de X17-uitbarsting maar het hele schokfront bewoog zich in de schaduw van de vorige CME doorheen reeds verhoogde zonnewind waardoor het vertragingseffect van de CME doorheen het interplanetair medium bijzonder klein was. De CME kwam op Aarde aan rond 16u20 UTC op 30 oktober na een wederom zeer snelle transittijd van 19h. De initiële richting van het interplanetair magnetisch veld was sterk zuidelijk en de geomagnetische reactie die er op volgde intens. De K-index steeg al snel naar Kp8-9 wat staat voor zeer zware/extreme geomagnetische storm met de meest actieve periodes in de eerste 6 uren na de start van de storm. Tegen 00u00 UTC, 1 november, draaide de richting van het IMF noordelijk maar dankzij de zeer hoge zonnewindsnelheid bleef een matige tot sterke geomagnetische storm voortduren met Kp indexen van 6 en 7 tot rond de middag op 1 november. Deze storm was de tweede zwaarste geomagnetische storm van de 23ste zonnecyclus.
4 november 2003
De X8-uitbarsting van regio 486 op 2 november 2003 produceerde opnieuw een zeer krachtige CME. De bulk van de CME was hoofdzakelijk weg van de zuidwestelijke quadrant van de Zon gericht. Een geomagnetische storing vond plaats, maar door de flankimpact van de CME zorgde deze niet voor een zeer zware storm. Het schokfront werd gedetecteerd door de ACE satelliet om 6u00 UTC op 4 november, 37 uur na de uitbarsting op de Zon. Een sudden impulse van 72nT werd gedetecteerd door de Boulder magnetometer om 6h27 UTC. Dit was dan ookeen korte geomagnetische storm met een maximum Kp waarde van 7.
6 november 2003
De meest krachtige uitbarsting tijdens deze periode was ongetwijfeld de X28-uitbarsting op 4 november 2003. Wederom lanceerde het zonnevlekkencomplex een zeer snelle CME in de ruimte. Gezien z'n locatie op de rand van de Zon was het duidelijk dat ongeveer de hele CME niet Aardgericht was. Toch bevatte deze CME een klein Aardgericht deel en kon er een opwachting gemaakt worden van een flankimpact. Het schokfront bereikte de Aarde uiteindelijk op 6 november 2003 om 19u37 UTC met een sudden impulse op de Boulder magnetometer van 37nT die de geomagnetische activiteit even naar zware geomagnetische storm bracht met een maximum Kp-index van 6.
Poollicht na de 'hallooweenstormen'
Foto: Stephen Voss (astrokiwi.com)
Foto: Stephen Voss (astrokiwi.com)
Foto: Stephen Voss (astrokiwi.com)
Poollicht in België
Het weer leek ook op deze 30ste oktober niet goed mee te willen werken, ook al lagen de kaarten beter dan de dag ervoor. Een brede wolkenband trok uit het westen Vlaanderen binnen rond zonsondergang, en het was dus kwestie van deze wolkenband voor te blijven en dus naar het oosten te trekken. Het was immers niet zeker dat er achter die gestructureerde wolkenband voldoende opklaringen zouden optreden. Vele leden van Urania vertrokken kort na zonsondergang richting oosten. Om 18 uur kwam het bericht binnen dat de schokgolf bij de aarde was aangekomen, en dat dus - als alles een beetje meezat - snel poollicht zou kunnen optreden. Na een halte aan het militair vliegveld van Oostmalle werden Didier Van Hellemont en Els Witters reeds ingehaald door de opkomende bewolking, en besloten ze snel verder oostwaarts te rijden. In Arendonk, net voor de Nederlandse grens, werd er opnieuw gestopt, zo rond 21 uur. Onmiddellijk werd een felle, groenachtige schijn in het noorden duidelijk. De helderheid varieerde langzaam; soms leek het wel op de schemering, zo helder was het! Ondertussen was ook Dirk Hofmans toegekomen. Net op tijd om de grote show van start te zien gaan: eerst een paar voorzichtige stralen die van achter de noordoostelijke horizon leken te komen. Dan weer even niets, en dan een paar felle, brede, hoge, rode stralenbundels. Die bundels bleven een aantal minuten duidelijk zichtbaar, maar verzwakten toch na verloop van tijd, toen ook de bewolking bijna de volledige hemel bedekte. Ondertussen kwamen ook euforische berichten van Marc Van den Broeck, Marc Gyssens en Frederik Bové, die vanuit Heeze (in de buurt van Eindhoven) waarnamen, en ook van Luc Bastiaens en Benny Geys, die een stuk verder richting Duitsland (bij het plaatsje Wachtendonk) waren getrokken. Gelukkig liet de hemel toe ook vanop andere plaatsen in België waar te nemen. Dankzij het internet stroomden de waarnemingsverslagen en de foto's al snel binnen bij Urania, en ook op andere plaatsen. Al snel werd duidelijk dat men nog lang zou praten over deze Grote Geomagnetische Storm!
Tekst bij de foto: Arendonk werd die avond geplaagd door overtrekkende wolkenbanden, maar er waren toch voldoende opklaringen
om waar te nemen. Tussen 22 en 23 uur (lokale tijd) was er in het noorden constant een felle gloed waarneembaar (foto links),
die af en toe in helderheid veranderde. Na 23 uur barstte het spektakel los (foto rechts).
Foto's met 28 mm f/2.8 groothoek op Fuji Superia P-800; belichtingen van 10 tot 15 seconden - Foto & tekst: Didier Van Hellemont