Op 75 kilometer ten zuidoosten van Munchen bevindt zich de 1 838m hoge berg Wendelstein in de Beierse Alpen. Deze berg met twee steile toppen verkreeg zijn naam in 1563, toen de Duitse cartograaf Philipp Apian (1531-1589) de eerste kaart van het gebied uitbracht. In 1801 kwam de berg voor op militaire topografische kaarten en in juli 1804 ondernam de Duitse hofastronoom Ulrich Schiegg (1752-1810) de allereerste expeditie naar de top van de berg. Vandaag de dag bevindt zich op deze berg een astronomisch observatorium en een weerstation.
In 1860 verkreeg de berg een topkruis en in augustus 1890 werd de Wendelsteinkircherl ingewijd als de hoogst gelegen kerk in Duitsland. Vanaf 1860 kregen de meteorologen en astronomen verbonden aan de Koninklijke sterrenwacht van Bogenhausen (in 1807 opgericht door de Bayerischen Akademie der Wissenschaften) interesse om een weerkundig station te bouwen op Wendelstein. In 1883 werd een permanent meteo station opgericht op het kleine plateau dat 100m lager ligt dan de top van de berg. In 1912 werd de Zahnradbahn (tandradspoor) vanuit Brannenburg in gebruik genomen, waardoor personeel en materiaal de bergtop per trein konden bereiken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Wendelstein gebruikt als militaire zendstation en uitkijkpost om Italiaanse vliegtuigen vanuit het zuiden tijdig op te merken. Vanaf 1935 fungeerde het zendstation tevens als navigatie baken voor de DVL (Deutschen Versuchsanstalt für Luftfahrt). Eind de jaren 1930 kregen de militaire radar pionier Johannes Nepomuk Plendl (1900-1992) en de astrofysicus Karl-Otto Kiepenheuer (1910-1975) de mogelijkheid om Wendelstein als Zonneobservatorium te gebruiken. Beide astronomen en meteorologen overtuigden officieren van de Luftwaffe ervan dat de Zonneactiviteit een belangrijke invloed had op het communicatie verkeer. Vanaf 1940 bouwden Duitse wetenschappers over het gehele "Derde Rijk" Zonneobservatoria teneinde de Zonneactiviteit op te volgen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam dit netwerk, dat reikte van de 360m hoge Koshka (Rusland) over de 1838m hoge Wendelstein (Duitsland) tot de 2877m hoge Pic-du-Midi (Frankrijk), onder leiding van Kiepenheuer. In 1943 richtte hij het Fraunhofer instituut op in Freiburg en na de oorlog onderhield hij uitstekende contacten met Zonne-waarnemers voor de oprichting van een Europees netwerk van Zonne-telescopen. In 1978 werd het centrum hernoemd in Kiepenheuer Instituut voor Zonne fysica.
In mei 1963 verkreeg de Wendelstein sterrenwacht een 20 cm f/15 Zeiss coronagraaf op parallactische montering die
werd ondergebracht in de houten 5,6 m diameter koepel. Tussen 1963 en 1988 leverde deze telescoop dagelijkse zon-
newaarnemingen. Sindsdien werd deze telescoop enkel sporadisch gebruikt bij publieksactiviteiten - Foto: Philip Corneille
Vanaf 1940 werd Wendelstein op deze manier een Zonneobservatorium uitgerust met twee 11 cm refractoren en een 11 cm Zeiss coronagraaf. In deze telescoop werd het licht van de Zonneschijf afgeschermd door een ondoorzichtig schijfje dat precies even groot is als het beeld van de Zon, waardoor men verschijnselen net buiten de rand van de Zon kon observeren. De Duitse astronoom Hans Haffner (1912-1977) was de eerste Zonne-waarnemer woonachtig op Wendelstein en hij bouwde met de hulp van fysica studenten de 30 cm Zeiss coelostaat om spectroheliogrammen te verkrijgen. In 1944 namen een twintigtal wetenschappers, waaronder Otto Heckman (1901-1983), Hans Kienle (1895-1975) en Ludwig Biermann (1907-1986), deel aan de Wendelstein Zonneconferentie. In september 1945 kwam Wendelstein in de handen van de geallieerden en brachten de Nederlandse-Amerikaanse astronoom Gerard Kuiper (1905-1973) en de Franse Zonnefysicus Yves Rocard (1903-1992), beide werkzaam voor de Amerikaanse inlichtingendienst, een bezoek aan de bergtop. In maart 1946 belegden beide astronomen een meeting met Karl-Otto Kiepenheuer, Johannes Hertz (1924-2010) en in samenspraak met Arnold Sommerfield (1868-1951) werd besloten om Dr Rolf Müller als nieuwe directeur voor het Wendelstein observatorium aan te duiden. Dankzij goede contacten met Donald Howard Menzel (1901-1976) en Walter Orr Roberts (1915-1990), die Wendelstein bezochten in augustus 1948, werd in samenspraak met Alan Horace Shapley (1919-2006) een financiële regeling getroffen met het Amerikaanse National Bureau of Standards. Eind 1949 werd Wendelstein officieel overgedragen aan de Beierse Staat en werd het de sterrenwacht voor de Ludwig-Maximilians-Universität van Munchen (LMU).
Tot 1955 was de Duitse astrofysicus Erich Schoenberg (1882-1965) directeur van de LMU sterrenwacht, maar onder leiding van Walter Rollwagen (1909-1993) brak een nieuwe periode aan voor het Wendelstein observatorium. Eind 1954 werd het uitzicht van de sterrenwacht gedomineerd door de UKW zendmast van de Bayrischen Rundfunks en de nieuwe 5,6 m diameter houten koepel voor de 11cm coronagraaf. Intussen verrees er een kleinere koepel voor nachtelijke waarnemingen op de lager gelegen Oostelijke top van de berg. Deze 5,2 m diameter koepel herbergde een 14,5 cm Schmidt-Cassegrain en twee 20 cm Schmidt astrograaf telescopen gebruikt door Rudolf Kühn (1926-1963) voor fotografie van Deep Sky Objecten (DSO). Kühn was tevens medewerker aan het Duitse tijdschrift 'Sterne und Weltraum' en verwierf bekendheid door zijn televisie optreden, hetgeen hem inspireerde om een TV-camera voor astronomische doeleinden te ontwikkelen. Tijdens het Internationaal Geofysisch Jaar 1957/1958 werd Wendelstein door diverse prominenten bezocht, waaronder de Indische fysicus Sir Chandrasekhara Venkata Raman (1888-1970) (Nobelprijs winnaar Fysica 1930) en de Japanse astronoom Yusunke Hagihara (1897-1979), toenmalig directeur van het Norikura Zonne-observatorium.
De auteur nabij de 5,6 m en 3 m koepels die respectievelijk de 20 cm Zeiss coronograaf en de 40 cm reflector
herbergen - Foto: Philip Corneille
In 1961 wordt de Duitse astronoom Peter Wellmann (1913-1999) directeur van de ULM-sterrenwacht, die onder zijn leiding een transformatie onderging. Enerzijds werden er plannen gesmeed om de Wendelstein berg gemakkelijker toegankelijk te maken, hetgeen in 1970 resulteerde in de opening van de Seilbahn (kabellift baan met cabines die 50 personen of 4,8 ton materiaal kunnen vervoeren). Anderzijds werd de sterrenwacht infrastructuur compleet gerenoveerd met een nieuw hoofdgebouw en de bestelling van een 20 cm coronagraaf die door Zeiss in Oberkochen werd gebouwd. In mei 1963 vond deze f/15 coronagraaf op parallactische montering onderkomen in de houten 5,6 m diameter koepel en tot 1988 leverde deze telescoop dagelijkse Zonnewaarnemingen. Sindsdien werd hij nog enkel sporadisch gebruikt en blijft een publiekstrekker tijdens de twee-jaarlijkse open deur dag. In 1964 verrees de nieuwe 55 m hoge rood-witte zendmast van de Bayrischen Rundfunks die tot heden in gebruik is. Het sterke radio-verkeer vereiste dat de gebouwen op Wendelstein geïsoleerd werden om de electronische componenten van de sterrenwacht af te schermen. Datzelfde jaar werd vanaf het kleine plateau waar de kabellift aankomt, nabij het panoramisch restaurant, een tunnel gegraven die uitgaf op een 110m hoge liftkoker die direct naar de woonvertrekken van de Wendelstein sterrenwacht leidde. Op deze manier kon materiaal gemakkelijker naar de sterrenwacht worden gebracht, maar grote stukken konden enkel per helikopter worden aangeleverd. Eind de jaren 1960, onder het mom van een gemiddelde van 150 nachten met uitstekend waarnemingsweer, doen de ULM astronomen een aanvraag om een 1,0 m klasse telescoop te bekomen. Mede door de plannen om een Spaans-Duitse sterrenwacht (CAHA - Centro Astronomico Hispano-Aleman) uit te bouwen op de 2168m hoge Calar Alto in de Sierra de los Filabres bergketen (Almeria - Spanje), verdween het 1,0 m project geruime tijd in de koelkast.
In 1982 werd de Duitse astronoom Rolf-Peter Kudritzki directeur van de ULM-sterrenwacht en in 1984 verkreeg hij de nodige fondsen om een 80 cm telescoop aan te kopen. Men koos voor een 80 cm f/12,5 Ritchey-Chrétien reflector van DFM Engineering in Colorado - VSA. In 1987 werden de oude 11 cm refractoren verhuisd naar de Skinakas sterrenwacht op het Griekse eiland Kreta. In 1989 werden deze nogmaals verplaatst naar de 2480m hoog gelegen El Leoncito sterrenwacht in Argentinië. Op deze manier werd plaats gemaakt om een nieuwe 6,0 m koepel te plaatsen om de 80cm teleskoop te herbergen. In december 1988 werden de onderdelen per Zahnradbahn trein vanuit Brannenburg naar de sterrenwacht gebracht en op 29 september 1989 werd de telescoop op gele equatoriale vorkmontering officieel ingehuldigd. Tussen januari 1990 en mei 2008 werd de 80 cm uitgerust met een monochromatische CCD camera en een drie-kanaal UBVRI photometer om dubbelsterren waar te nemen. Vanaf 1997 was de telescoop ingeschakeld in het Wendelstein Calar Alto Pixellensing Project om MACHOs (Massive Compact Halo Objects) op te sporen, die een mogelijke verklaring kunnen zijn voor donkere materie in het heelal. Het Wendelstein team richtte zich hiervoor op 42 kandidaat microlensing sterren in de halo van de Andromedanevel (Messier 31). Hierbij ontdekte het team een tiental microlens effecten die bekend staan als de Wendelstein events. Gedurende negen maanden in 1998 deed de 80 cm dienst als test telescoop voor een door de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) ontwikkeld DIMM instrument ter evaluatie van het astronomisch zicht (seeing).
Sinds 2011 is de 2,0 m "Fraunhofer" telescoop het voornaamste instrument op de Wendelstein sterrenwacht. Deze
Ritchey-Chrétien reflector met 2 Nasmyth brandpunten op geautomatiseerde alt-azimutale montering werd
gebouwd door Kayser-Threde in samenwerking met Astelco Systems en bevat optiek
van de Russische Lytkarino Glas fabriek - Foto: Philip Corneille
In 1999 werd de Duitse astronoom Heinz Barwig directeur van de ULM-sterrenwacht en het was zijn taak om Wendelstein klaar te stomen voor nieuwe millennium. Aangezien beide het zendstation en het observatorium om een uitbreiding aandrongen, werd de site gedurende de zomer van 2001 gerenoveerd met nieuwe gebouwen, waarbij de sterrenwacht een nieuwe controle kamer en electronica labo verkreeg. De specificaties voor de nieuwe gebouwen vereisten ondermeer isolatie tegen het radio-verkeer en weerstand bij windsnelheden tot 265 Km/uur. Barwig wou tevens een telescoop voor de studenten en in december 2005 werd de 30 cm Zeiss coelostaat verwijderd om plaats te maken voor een nieuwe fundering voor een 40 cm telescoop. In juli 2006 werd een 40 cm f/8.0 Cassegrain reflector van Astelco in de 3,0 m koepel geplaatst maar tijdens de inbedrijfstelling begaf de mechaniek van de halve eeuw dome waardoor een nieuwe 3,2 m Baader koepel per helikopter naar de sterrenwacht diende te worden gebracht. In december 2007 werd de telescoop met ST-10 CCD camera operationeel en door studenten gebruikt om praktische ervaring op te doen bij waarnemingen van nova's in de Andromeda nevel.
Medio 2006 werd de Duitse astrofysicus Ulrich Hopp directeur van de ULM-sterrenwacht en in december 2006 keurde het Beierse ministerie voor wetenschappen en kunst het budget goed voor het aanbestedingsdossier voor een 2,0 m klasse telescoop. Er werd een overeenkomst getekend met het Duitse Kayser-Threde GmbH en Astelco Systems om een semi-automatische 2,1 m Ritchey-Chrétien reflector op alt-azimutale montering te bouwen. De driedelige spiegelset werd besteld bij de Lytkarino Glaskeramische Optiek fabriek (LZOS) in Moskou - Rusland. In mei 2008 werd de 80 cm telescoop uitgebouwd en overgebracht naar het Schnörringen Telescoop Instituut in Oberberg nabij Keulen, waar deze door amateur-astronomen werd ingezet. Dit liet toe om een nieuwe betonnen fundering te plaatsen voor de 2,0 m telescoop en in mei 2010 werden de werken afgerond door de plaatsing per helikopter van een nieuwe 8,5 m diameter Baader koepel. In september 2010 werd de optiek uit Astro-Sitall glas opgeleverd; de 2,1 m hoofdspiegel M1, een 0,71 m secundaire spiegel M2 en een vlakke ellipsvormige 0,71 m bij 0,51 m tertiaire spiegel om het light naar één van beide Nasmyth foci te brengen. Na integratie van de optiek werd de 2,0 m reflector opgesteld en uitgetest in de technische Kayser-Threde montagehal van Bamberg, waarbij technisch first light werd verkregen op 11 juli 2011 waarbij Messier 15 werd waargenomen. In augustus 2011 werd de gedemonteerde telescoop per helikopter overgebracht naar Wendelstein, waar de telescoop uiteindelijk first light verkreeg op 20 december 2011. Op 21 mei 2012 werd de telescoop officieel ingehuldigd als de 2,1 m "Fraunhofer" Ritchey-Chrétien reflector, genoemd naar de Duitse fysicus Joseph von Fraunhofer (1787-1826).
Alhoewel het "Fraunhofer" project nog in de kinderschoenen stond, werd de telescoop in november 2012 door het ULM-team gebruikt om het onderzoek naar nova's in Messier 31 verder te zetten. Enerzijds wordt hiervoor een optische/nabij-infrarood breedveld camera gebruikt op de f/7,7 Nasmyth focus en een glasvezel hoge resolutie spectrograaf op de f/7,8 Nasmyth focus. In september 2014 zal het "Fraunhofer" team een periode afronden van technische tests waarbij de bekabeling, de software, de instrumenten en de procedures voor het inzetten van de 2,1 m telescoop zullen worden geëvalueerd. Ondanks de moeilijke bereikbaarheid van de Wendelstein site, beschikt de ULM over een geavanceerde semi-automatische telescoop waarvan de astronomen 100% van de waarnemingstijd hebben. Dit project bewijst dat een 2,0 m klasse telescoop competitief onderzoek kan verrichten ter aanvulling van de activiteiten op grotere internationale sterrenwachten!