Terwijl de meeste zoektochten naar leven langsheen het radiospectrum gebeuren, dachten sommige onderzoekers dat buitenaardse beschavingen krachtige lasers konden gebruiken voor interstellaire communicatie op optische golflengtes. Het idee werd voor het eerst voorgesteld in het Britse magazine 'Nature' in 1961. In 1983 publiceerde Charles Townes, één van de uitvinders van de laser, uiteindelijk een gedetailleerde studie van het idee in 'Proceedings of the National Academy of Sciences', een Amerikaans magazine.
De meeste Search for Extraterrestrial Intelligence (SETI) onderzoekers gingen akkoord met dit idee. In 1971 kwam de Cyclops studie tot het besluit dat er geen mogelijkheid bestond dat we die signalen optisch zouden kunnen zien. Dit om de eenvoudige reden dat er nooit een laser kon gemaakt worden die helderder dan de zon schijnt om optisch detecteerbaar te kunnen zijn. Sommige SETI-advocaten, zoals Frank Drake, suggereerde dat deze beslissing te conservatief was. Er zijn twee problemen bij optisch waarnemen van buitenaardse signalen. De eerste is nog eenvoudig hanteerbaar maar de andere zorgt voor veel problemen. Het eerste probleem is dat lasers erg monochromatisch zijn. Dit betekent dat een laserstraal enkel licht straalt op één frequentie en het dus erg moeilijk is om die ene frequentie te gaan detecteren. Uit verdere studies bleek wel dat wanneer licht in kleine pulsen verstuurd wordt dit resulteert in een breed stralingsspectrum, met frequenties die hoger worden wanneer de breedte van de puls smaller wordt. Een interstellair communicatiesysteem kan dus ook pulssignalen gebruiken.
Het andere probleem is dat een radio uitzending kan uitgezonden worden in alle richtingen terwijl lasers erg rechtlijning zijn. Dit betekent dat een lasersignaal eenvoudig kan geblokkeerd worden door wolken van interstellair stof en we dit enkel kunnen waarnemen wanneer er dus niets in de weg ligt. Aangezien een buitenaardse beschaving nooit een signaal rechtstreeks naar de Aarde kan richten zouden we zo'n signaal eerder bij toeval kunnen tegenkomen.
Zoals eerder aangehaald zijn de krachteisen voor omnidirectionele interstelaire radiouitzendingen erg groot en de smalle stralen radiouitzendingen technisch gezien meer mogelijk zijn. De speurders naar buitenaards leven pasten uiteindelijk hun ideeën aan voor communicatie langsheen smalle stralen. Het idee om te jagen op interstellaire laserstralen vormde als gevolg problemen meer. In 1980 deden verschillende onderzoekers een korte optische zoektocht naar buitenaardse signalen maar helaas gaf dit geen enkele resultaat. In de jaren '90 werden deze onderzoeken levendig gehouden door Stuart Kingsley, een Britse amateur.
Nu zijn de oudere speurders naar buitenaards leven uiteindelijk ook opgewarmd voor dit concept. Paul Horowitz van Harvard en onderzoekers van het SETI-instutuut deden verscheidene eenvoudige SETI-zoektochten door gebruik te maken van een telescoop en een photonenpulsedetectiesysteem. Hiervan zijn nog verdere studies gepland.
Enthousiastelingen voor het optisch zoeken naar buitenaards leven deden verscheidene onderzoeken op papier voor het gebruik van een hoog energetische laser en een tien meter focusspiegel die als interstellair baken dient. De analyses toonden aan dat een infrarode puls van een laser, gefocusd in een smalle straal door zo'n spiegel, duizend maal helderder wordt dan de zon op een afstand dat de buitenaardse beschaving in de vuurlijn komen te liggen. De Cyclops studie bewees uiteindelijk dat dit foutief was en de laserstraal erg moeilijk te zien zou zijn.
Zo'n systeem kon zich automatisch sturen doorheen een lijst met doelobjecten, telkens een puls verzenden naar het doel met een interval van een seconde. Dit staat toe alle zonachtige sterren binnen 100 lichtjaar te bereiken. De studies beschreven ook dat een systeem kon ontwikkelt worden die niet veel kost en dient voor een automatisch pulssysteem. Een twee meter spiegel gemaakt uit carbon, gefocusd op een rij van lichtdetectoren. Dit automatische detectiesysteem kon de hemel onderzoeken om laserstralen te detecteren van buitenaardse beschavingen die ons willen contacteren.
Tussen oktober 1998 en november 1999, inspecteerde men ongeveer 2 500 sterren met deze onderzoeken. Niets wees erop dat er een lasersignaal gedetecteerd werd maar uiteindelijk bleef men dit verder onderzoeken.
De unversiteit van Californië, Berkeley, de thuisbasis van SERENDIP en Seti@home, verricht ook optische zoektochten naar buitenaards leven. Het ene wordt geleid door Geoffrey Marcy, een welgekende exoplaneetjager. Het omvat de studie van de spectra die genomen zijn tijdens het jagen naar een exoplaneet. Men zoekt naar een continue lasersignaal in plaats van een pulssignaal. Het andere optische zoekexperiment wordt geleid door Dan Werthimer van Berkeley. Deze bouwde een 76-centimeter geautomatiseerde telescoop.