In augustus 1839 werd het Pulkowa observatorium te Sint-Petersburg in Rusland officieel geopend door tsaar Nicolaas I. Deze imposante keizerlijke sterrenwacht werd bekend als eerste “moderne” observatorium van de 19de eeuw. Onder de deskundige leiding van de Duits-Russische astronoom Friedrich von Struve, opgevolgd in 1861 door zijn zoon Otto Wilhelm von Struve (1819-1905), beschikte de Pulkowa sterrenwacht over een 0,38 m refractor (lenzen telescoop), één van de beste instrumenten uit die tijd.
In juni 1846 berekende de Franse sterrenkundige Urbain le Verrier (1811-1877) aan de hand van afwijkingen in de baan van Uranus, de planeetbaan van de planeet Neptunus, die uiteindelijk op 24 september 1846 waargenomen door Johann Gottfried Galle (1812-1910) met de Fraunhofer refractor van de Berlijnse sterrenwacht. Ondanks deze belangrijke ontdekking blijven de Franse astronomen qua observatoria op hun honger zitten terwijl hun Amerikaanse en Russische collega’s steeds grotere refractors bestelden bij de beroemde telescoopbouwer Alvan Clark (1804-1887) & Sons. In 1870 roept Otto Struve de astronomische gemeenschap op om de Venusovergangen van 1874 en 1882 waar te nemen vanuit een maximum aantal observatoria teneinde de astronomische eenheid (AU) met grotere nauwkeurigheid te berekenen. Sinds de Venus transit van december 1639 probeerden astronomen de AU, de gemiddelde afstand van de Aarde tot de Zon, te bepalen om een idee te krijgen van de afmetingen van het Zonnestelsel.In 1875 engageert de Frans-Nederlandse bankier Raphaël-Louis Bischoffsheim (1823-1906) zich om, naast de observatoria van Parijs, Toulouse en Marseille, een nieuwe sterrenwacht te financieren aan de Franse Azurenkust. Bischoffsheim spiegelde zich aan de Amerikaanse filantropen die moderne observatoria sponsorden en wou met hen rivaliseren. Hij stuurde de Franse astronoom Henri Joseph Perrotin (1845-1904) naar de Pulkowa sterrenwacht, toonaangevend Europees observatorium voor die tijd.
De auteur voor het Bischoffsheim gebouw met Grande Coupole, ontworpen door Gustave Eifel,
waarin de 0.76 m refractor van het Observatoire de Nice is ondergebracht - Foto: Philip Corneille
In 1878 besliste het « Bureau des Longitudes » dat het Observatoire de Nice diende uitgerust te worden met een Meridiaankijker, een 0,38 m refractor en een grote 0,76 m refractor om te kunnen wedijveren met Amerikaanse observatoria. Vanaf december 1879 werd het Observatoire de Nice, sinds 1988 l’Observatoire de la Côte d’Azur (OCA) genoemd, ingeplant op de top van de 370 m hoge Mont Gros aan de rand van de havenstad Nice. Het geheel werd gedirigeerd door de Franse architect Charles Garnier (1832-1923) die de Franse ingenieurs Lucien Barbet en Gustave Eiffel inschakelde om de gebouwen en koepels te construeren. Bischoffsheim wou de grootste refractor ter wereld en schakelde de broers Henry, Paul Pierre Henry (1848-1905) en Prosper Mathieu Henry (1849-1903), in om deze te verwezenlijken. Deze self-made astronomen/opticiens van de Paris-Meudon sterrenwacht slaagden er als eersten in om sterren tot magnitude 12 te fotograferen. In 1884 plaatste Bischoffsheim een order bij het atelier van Gustave Eiffel voor een 24 m diameter koepel om de 0,76 m refractor onderin te brengen. Gezien Bischoffsheim’s interesse voor Egyptologie kreeg architect Garnier de opdracht om het gebouw voor de 0,76 m Grande Lunette te baseren op een mastaba. Bovendien contacteerde hij de beeldhouwer Paul Armand Bayard de la Vingtrie om een Farao buste te creëren ter decoratie van het gebouw met la Grande Coupole.
De Griekse god Apollon, afgebeeld als Egyptische farao met een kroon van zonnestralen,
duikt uit de zodiak als ornament van de Grande Coupole - Foto: Philip Corneille
In de zomer van 1885 werd het 11 m hoge vierkante gebouw, met 26 m zijden, opgetrokken rond de enorme stenen montering die tot 7 m diepte op de rotsen van de Mont Gros was geïnstalleerd. Eind 1885 werd de 100 ton zware klassieke koepel op het witte art nouveau gebouw geplaatst. Eiffel koos een ingenieus systeem om de koepel te laten bewegen op een vloeibare magnesiumchloride film, bestand tegen temperaturen tot -40° C, waardoor het geheel in minder dan 4 minuten volledig kon rond draaien. De prachtige koepel was geïnspireerd op het Pantheon van Rome en bleef tot vandaag de grootste koepel in Frankrijk. Uiteindelijk werd in 1887 de 0,76 m Grande Lunette refractor door de broers Henry opgeleverd met een stalen montering van Paul Ferdinand Gautier (1842-1909). Op 27 oktober 1887 werd de telescoop officieel ingehuldigd als de grootste refractor ter wereld. Echter in 1889 verkreeg het Lick Observatory op Mount Hamilton – Californië een 0,91 m refractor en in 1895 realiseerden Alvan Clark en Ambrose Swasey een 1,02 m refractor voor het Yerkes Observatory in Williams Bay – Wisconsin.
In 1887 kreeg Raphaël Bischoffsheim de Arago medaille van de l’Académie des Sciences en de broers Henry de Lacaze prijs voor hun verwezenlijkingen. De Franse schrijver Emile Zola baseerde het personage van de bankier Steiner in zijn boek “Nana” op Bischoffsheim die tot Fransman werd genaturaliseerd. De 0,76 m Grande Lunette is een imposante lenzenkijker met een bruikbare diameter van 0,74 m en een brandpuntsafstand van 17,89 m. Op het einde van de 19de eeuw konden astronomen ermee visueel waarnemen met vergrotingen tot 2250 X, waardoor de maantjes van de planeet Uranus (Ariel, Umbriel, Titania en Oberon) zichtbaar waren. Met een scheidend vermogen 0,2 boog seconden werd de Grande Lunette tevens gebruikt om ster parallaxen te meten en dubbelsterren te fotograferen. De 0,76 m refractor werd uitgerust met een 0,25 m “zoekkijker” die vroeger werd gebruikt om kometen op te sporen.
De 0,76 m Grande Lunette met 0,25 m zoekkijker op de stalen equatoriaal montering
van Paul Gautier steunt op dubbele stenen pilaararmen - Foto:Philip Corneille
Het Observatoire de Nice heeft steeds een speciale status behouden en nam niet deel aan het “Carte du Ciel” project geïnitieerd door Amédée Mouchez (1821-1892) om een fotografische atlas van de sterrenhemel te creëren. De astronomen in Nice legden zich toe op planeetonderzoek en het meten van de lichtsnelheid. In 1910 ontwikkelde de Franse astronoom Henri Chrétien (1879-1956) in samenwerking met de Amerikaan George Willis Ritchey (1864-1945) de Ritchey-Chrétien telescoop, een afgeleide Cassegrain reflector waarbij de hoofd- en secundaire spiegel hyperboloïdisch zijn. Deze compacte reflector heeft een groot beeldveld en compenseert astigmatisme en beeldveld welving alsook sferische aberraties. Na de Eerste Wereldoorlog kende het observatoire de Nice een lange periode van verval door het opdrogen van de nodige fondsen voor wetenschappelijk onderzoek. Pas in 1962 slaagde de nieuwe directeur Jean-Claude Pecker (1923- ) erin het nodige budget te verkrijgen om het gebouw en de Grande Lunette refractor te restaureren.
Op deze manier bleef de 0,76 m Grande Lunette de tweede grootste ter wereld qua brandpuntsafstand en vierde grootste ter wereld qua diameter van de hoofdlens. Tijdens de jaren 1970 verschoof de focus van de Franse sterrenkunde naar andere sterrenwachten, zoals het Observatoire de Haute Provence (OHP) waar Charles Fehrenbach (1914-2000) en André Lallemand (1904-1978) technisch onderzoek verrichtten naar fotoversterkerbuizen en elektronische camera’s. Sinds 1979 waren Franse astronomen nauw betrokken bij het CFHT-project (Canada-France-Hawaii-Telescope) op Mauna Kea, Hawaï – VSA. In 1984 deden de CCDs (Charge Coupled Device) lichtgevoelige elektronische detectoren hun intrede in de Franse sterrenkunde met toepassingen op de 1,52 m OHP reflector. In 1988 werden de observatoria van Grasse, Nice en plateau de Calern tesamen ondergebracht in het Centre d’Etudes et de Recherches Géodynamiques et Astronomiques (CERGA) onder de naam Observatoire de la Côte d’Azur (OCA). Sinds het nieuwe millennium werd de volledige site bestaande uit een 15-tal gebouwen, waaronder een bibliotheek en een laboratorium, heropgewaardeerd en zijn er 250 personen tewerk gesteld. De instrumenten worden nog steeds gebruikt door doctoraatstudenten en amateur-astronomen voor onderzoek en pedagogische activiteiten.