Toen in 1962 de toenmalige Amerikaanse president John F. Kennedy aan zijn volk beloofde dat de Verenigde Staten een mens op de maan zou brengen tegen het einde van dat decennium bleek al gauw dat tal van technologische problemen moesten overwonnen worden. Eén van deze problemen was de realisatie van een netwerk van volgstations dat zou instaan voor de communicatie met de astronauten. Het Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) speelde hierin een cruciale rol.
Toen de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA begin de jaren ’60 begon met het uittekenen van het Apollo maanprogramma realiseerde men al gauw dat dit heel wat inspanningen en investeringen zou vragen om te kunnen communiceren met astronauten die zouden wandelen op het oppervlak van de maan. Hiervoor was een wereldwijd netwerk nodig van volgstations waarvan velen zich zouden bevinden op verafgelegen locaties. Ook het Amerikaanse Department of Defense (DOD) had nood aan extra volgstations aangezien ook zij geheime militaire programma’s en ruimtemissies hadden lopen waarbij realtime communicatie nodig was. Zo was realtime communicatie ook van cruciaal belang wanneer het Amerikaanse leger lange afstandsraketten afkomstig van de Sovjet-Unie wou onderscheppen. Doordat de locatie van de volgstations van het Manned Space Flight Network (MSFN) op Aarde beperkt was (slechts 12 grondstations) als gevolg van de geografische ligging en volgstations op zee (3 schepen) zich niet snel konden voortbewegen, werd het al gauw duidelijk dat de oplossing voor dit probleem lag in de luchtvaart. Zo zouden vliegtuigen, uitgerust met communicatieapparatuur, de gaten in het communicatienetwerk tussen ruimtetuigen en vluchtleidingscentra perfect kunnen invullen aangezien deze zich eender waar op Aarde konden begeven op eender welk tijdstip. Ingenieurs gingen vervolgens aan de slag om een zogeheten ‘airborne station’ concept uit te werken dat zich resulteerde in het ‘Apollo Range Instrumentation Aircraft’ (ARIA). Dit bijzondere vliegtuig zou wereldwijd kunnen ingezet worden om onder andere geluidsfragmenten van de Apollo astronauten en telemetrische data van de Apollo ruimtecapsules door te sturen naar de vluchtleiding.
Een omgebouwde EC-135 uit het Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA)
programma tijdens één van zijn vele missies - Foto: NASA/USAF
NASA en het Amerikaanse Department of Defense (DOD) besloten uiteindelijk om acht Boeing EC-135 vliegtuigen om te bouwen tot zogeheten ‘Apollo Range Instrumentation Aircraft’ (ARIA). De EC-135 was een militaire versie van het Boeing 707 passagiersvliegtuig die ook nog andere varianten kende zoals de EC-135C Looking Glass en de EC-135 Nightwatch. Het ombouwen van één EC-135 kostte 4 miljoen dollar en het eerste Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) maakte in januari 1968 zijn eerste operationele vlucht. Het ombouwen van deze vliegtuigen werd zowel door militaire alsook civiele agentschappen en bedrijven uitgevoerd met NASA als leidinggevende rol. Elke EC-135, die na de ombouw de naam ‘EC-135N’ kreeg, onderging zowel interne alsook externe aanpassingen waarvan de meest opvallende vernieuwing zich in de neus van het vliegtuig bevond. Zo werd er op de neus van alle acht EC-135 vliegtuigen een opvallende 3 meter grote radarkoepel bevestigd waarin zich een 2,1 meter grote parabolische antenne bevond. Dankzij deze opvallende neus kreeg dit vliegtuig ook wel de bijnamen ‘Snoopy Nose’ of ‘Droop Snoot’. De antenne in de vliegtuigneus werd gebruikt voor het ontvangen van geluidsfragmenten en telemetrische data in de P- en S-band. Daarnaast bevonden zich op het uiteinde van elke vleugel en aan de onderkant van het vliegtuig nog antennes die gebruikt werden voor high frequency (HF) radiotransmissie. Door het feit dat deze Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) overal en snel konden worden ingezet, zorgden zij voor 30% van de communicatie tussen de vluchtleiding en de Apollo ruimtevaartuigen. Hierdoor wordt het Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) programma vaak door NASA zelf omschreven als hun derde belangrijkste controlecentra, na Houston en het Goddard Space Flight Center. Op audiofragmenten tijdens de Apollo 11 missie is ook te horen hoe Capcom Bruce McCandless uit de vluchtleiding communiceert met astronaut Buzz Aldrin over ‘ARIA 3’.
Illustratie van de communicatieapparatuur aan boord van een ARIA-vliegtuig - Foto: Air Force Space & Missile Museum
De thuisbasis van het Advanced Range Instrumentation Aircraft (ARIA) programma was de Patrick Air Force Base in Florida en het programma werd in opdracht van NASA geleidt door de US Air Force Eastern Test Range. Doordat de Patrick Air Force Base zich vlak aan de kust bevindt, kregen de acht ARIA-vliegtuigen te maken met corrosie als gevolg van het zoute zeewater en de zeelucht. Hierdoor besliste men in december 1975 om de ARIA-vliegtuigen te verplaatsen naar de Wright-Patterson Air Force Base in Ohio. Gedurende het Apollo maanprogramma werden vier EC-135N vliegtuigen uit het Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) programma ook gestationeerd in Australië (Perth, Darwin en Townsville). Dit was nodig om de communicatie te blijven verzekeren wanneer de vluchtleiding in de Verenigde Staten deze was verloren als gevolg van de rotatie van de Aarde. Een operationele vlucht van een ARIA-vliegtuig duurde maximaal 10 uur en aan boord bevonden zich twee piloten, één navigator en een achttal technici. Door het grote succes van de Apollo Range Instrumentation Aircraft (ARIA) werd beslist deze bijzondere vliegtuigen ook in te zetten tijdens andere bemande en onbemande ruimtevaartprogramma’s. Zo speelden deze vliegtuigen ook een cruciale rol in NASA’s Skylab, Space Shuttle, Pioneer en Mariner Venus en Mariner Mars programma’s en in de militaire Polaris, Poseidon, Trident en Athena programma’s. Na het Apollo maanprogramma werden de Apollo Range Instrumented Aircraft door de Amerikaanse luchtmacht (USAF) officieel omgedoopt tot Advanced Range Instrumentation Aircraft (ARIA).