Ongeveer 4,6 miljard jaar geleden bevond er zich in de kern van ons melkwegstelsel een gaswolk die voor 99% uit gassen bestond en ook uit een klein aantal microfijne stofdeeltjes. De gassen bestonden vooral uit waterstof en helium die afkomstig waren van de oerknal. De andere elementen, zoals koolsofmonoxide, koolstofdioxide, ammoniak en siliciumverbindingen, kennen hun oorsprong uit sterren die op het einde van hun leven uit elkaar spatten en hun restanten het universum inblazen.
Deze wolk, met daarin alle gassen en elementen, begon zich langzaam samen te trekken als gevolg van zijn eigen zwaartekracht. Een belangrijke oorzaak voor deze zwaartekracht zou een dichtbijzijnde supernova explosie kunnen geweest zijn waarvan zijn drukgolven reikten tot aan deze protoplanetaire wolk. Deze wolk, met daarin alle gassen en elementen, begint nu langzaam een draaiende beweging aan te nemen. Dit komt doordat de materie in de wolk niet homogeen is en men bij contractie een draaiende beweging krijgt. Op dit moment wordt onze wolk een protoplanetaire wolk en dankzij de middelpuntzoekende kracht verandert deze protoplanetaire wolk stilletjes aan in een schijf. Ongeveer alle materie die zich in deze schijf bevindt begint zich nu samen te trekken naar het centrum. Op deze plaats ontstaat een protoster die we later kennen als onze eigen zon. In deze protoster lopen de druk en temperatuur steeds hoger op. Op een bepaald moment ontstaat hier, als gevolg van de stijgende druk en temperatuur, een kernfusieproces dat ervoor zorgt dat waterstof en helium elementen gaan versmelten. Tijdens het samensmelten van deze elementen, begint er meer en meer energie vrij te komen uit deze protoster die de zwaartekracht zal beginnen tegenwerken waardoor het samentrekkingsproces van gassen en elementen naar het centrum toe stopt.
Op dit moment is een ster geboren. De protoplanetaire schijf gaat steeds sneller beginnen draaien. Door deze verhoogde rotatie zullen massaconcentraties plaatsvinden die uiteindelijk planetesimalen zullen vormen. Deze planetesimalen zijn de bouwstenen voor planeten en zijn kilometers grote objecten die genoeg eigen zwaartekracht hebben waardoor ze naar elkaar toe bewegen om uiteindelijk grotere objecten te vormen. De zwaarste en grootste objecten in de protoplanetaire schijf oefenen de grootste zwaartekracht uit en trekken alle materie uit hun omgeving naar zich toe waardoor ze nog sneller beginnen te roteren. De grootste protoplaneet uit ons zonnestelsel was Jupiter. Door zijn enorme omvang en aantrekkingskracht verstoorde dit object de ontwikkeling van andere protoplaneten in zijn buurt. Dit is dan ook de grootste reden waarom er zich tussen Mars en Jupiter geen planeten maar planetoïden bevinden.
Een belangrijke factor voor het ontstaan van planeten, is de afstand tot hun moederster. In de buurt van onze zon condenseerden alle zwaardere elementen, die uiteindelijk de binnenste planeten, Mercurius, Venus, Aarde en Mars vormden. De zonnewind zorgde ervoor dat alle gassen uit de protoplanetaire schijf werden weggeblazen naar de buitenste regionen van ons zonnestelsel waar de gasplaneten Jupiter en Saturnus zich vormden. Doordat deze buitenste regionen koud waren, konden de in ontwikkeling zijnde protoplaneten vluchtige gassen zoals waterstof, helium en methaan bij zich houden. Dit is de reden waarom deze planeten vandaag de dag grotendeels nog uit deze gassen bestaan. Het deel van de materie uit de protoplanetaire schijf dat niet door planeten werd opgeslorpt zijn kleine objecten, zoals kometen of planetoïden, geworden. Dit is dan ook de belangrijkste reden waarom astronomen en geologen zoveel interesse tonen voor deze objecten omdat ze nog steeds de materie in zich hebben uit de beginperiode van ons zonnestelsel.
Ongeveer 100 miljoen jaar na de vorming van de protoplanetaire wolk, vormen zich een achttal planeten in stabiele omloopbanen om de centrale ster en ons zonnestelsel werd geboren. Na deze ontwikkelingsperiode brak een minder rustige periode aan in het jonge zonnestelsel doordat veel van de resterende brokstukken en materie in aanraking kwamen met de jonge planeten. Dit zorgde voor ontelbare inslagen. Eén van deze slachtoffers was de planeet Mercurius die het hardst werd getroffen doordat deze het dichtst bij de zon staat en de aantrekkingskracht van de zon alle brokstukken naar zich toe zoog.