Op 16 mei 1953, keerde Herman C., fotograaf van beroep, terug uit Charleroi. Omstreeks 17u30, nauwelijks zeven km van de stad verwijderd, stopte hij om een kudde schapen te fotograferen. Plots hoorde Herman een hels lawaai, gevolgd door enkele droge knallen. Toen hij zich omdraaide zag hij in het noordwesten een groot blinkend voorwerp, omgeven door een witachtige stralenkrans. Het steeg op, liet witte schilfertjes vallen en werd gevold door een blauw en witte rookslinger.
Zonder zijn koelbloedigheid te verliezen maakte Herman C. twee foto’s van dit ongewoon verschijnsel. Terwijl het opsteeg draaide het voorwerp op zichzelf, met een slingerende beweging, hetgeen de vorm van de rookpluim kon verklaren. Na gedurende een twintigtal seconden bijna roerloos te hebben gehangen, terwijl het lawaai verstilde en verdween, won het voorwerp plots aan snelheid en verdween het in een doodse stilte. Andere getuigen konden onderdelen van dit verhaal bevestigen, maar Herman C. was de enige die het van zo nabij had gezien. Enige tijd later werd hij door de krijgsauditeur te Bergen ontboden en langdurig ondervraagd. Hij is er zich natuurlijk wel van bewust 'iets ongewoons' te hebben meegemaakt, maar hecht er geen overdreven belang aan en weigert ook vandaag nog te geloven dat hij een zogenaamde 'vliegende schotel' gezien heeft.
Dit ongewone verschijnsel werd op 16 mei 1953 gefotografeerd
door Herman C. in de omgeving van Bouffioulx.
Op de vermoedelijke landingsplaats werd op dat moment niets bijzonders gevonden, maar enkele weken later werd het duidelijk dat een paar populieren aan het afsterven waren. Toen men de bomen velde merkte men, tot algemene verbijstering, op dat de stammen tot een soort spons vergaan waren. Dit terwijl nochtans de andere bomen, nauwelijks enkele meters verder, perfect normaal bleven verder groeien. Tot op heden blijft het een mysterie wat er zich in Bouffioulx heeft afgespeeld.